Op naar de partijen. Laten we beginnen bij het feitelijk kwaliteitsoffer.
1. Feitelijk kwaliteitsoffer
De partijen waarbij ook daadwerkelijk een kwaliteitsoffer (langdurig) op het bord verscheen: een loper of paard voor een toren.
Bord 4: Geert van der Stricht – Roeland Pruijssers
Hier speelde Roeland het sterke 13…Pxe4! De toren op b6 werd pas veel later geslagen, maar de pionnen gaven genoeg compensatie en uiteindelijk de winst.
Bord 8: Julian Victor – Tom Meurs
In een ingewikkelde stelling had ik volledig gemist dat mijn loper in een penibele situatie terechtkomt na 22.h4!
Daarom besloot ik – in tijdsnood – de stelling te compliceren door een kwaliteit te offeren. Niet veel later kwam deze stelling op het bord:
Nu moet wit precies spelen. Het is niet eenvoudig, zeker niet in tijdsnood. Mijn tegenstander kwam er niet uit en ik kon mijn stukken vrij eenvoudig op mooie velden spelen. Niet veel later kwam deze stelling op het bord:
De stelling is volledig omgeslagen. Niet veel later won ik de d5-pion en de partij.
2. Schijnkwaliteitsoffer
Bij een aantal partijen was het kwaliteitsoffer maar van korte duur, zoals in de volgende partij.
Bord 9: Tim Lammens – Alexei Dugarov
De partij van Tim verliep vanaf het begin al vrij chaotisch, toen ze bij deze stelling beland waren:
De tegenstander koos hier voor 29…Txc4 en na 30.Pf6 won wit een kwaliteit. Na 30…Dxf6 31.Txc4 Lc5 koos wit ervoor dat het makkelijker is om de zwaktes in de zwarte stelling aan te pakken door de kwaliteit terug te offeren! 32.Txc5. Niet veel later pakte wit alle pionnen en kon Tim de winst pakken.
Bord 2: Jeroen Bosch – Erwin l’Ami
Hier koos Jeroen voor het sterke (schijn)kwaliteitsoffer 23.Txh4! en stond gewonnen. Na 23…Pxf3 24.Lxf6 Pf3 kon wit voor torenruil spelen en het paard tegen lopereindspel uitspelen voor winst. Jeroen vond het pad naar de ruil van de torens niet en belandde in een zeer ingewikkeld toreneindspel. Mijn persoonlijke opvatting over toreneindspelen: niemand snapt toreneindspelen, maar Erwin l’Ami wil je in dat geval het minst graag tegenover je hebben. En inderdaad, hij bracht na een lang ingewikkeld gevecht het halve punt naar binnen.
Bord 6: Rob Schoorl – Max Warmerdam
Hier koos Max voor 19…h6! De meeste schakers zien al snel dat wit een dubbele aanval met zijn paard kan doen met 20.Pe6. Max had al goed gezien dat na 20…Da8+ zwart de dame uit de dubbele aanval kan halen en daarna de toren kan wegzetten. De stelling leek daarna (doordat de pionnenstructuur zo dicht is) vrij dicht tegen remise aan te zitten. Max wilde echter te graag, waardoor hij uiteindelijk verloor.
3. Figuurlijk kwaliteitsoffer
Er waren ook twee korte remises. Gezien de stelling nog het spelen waard is, zou je hier ook kunnen spreken van een kwaliteitsoffer: de kwalitatief prima stelling offeren met een remise.
Bord 3: Thomas Beerdsen – Twan Burg
Thomas kreeg in een relatief rustige Petroff na 21 zetten deze stelling op het bord en besloot voor de remise te gaan. De computer geeft aan dat het nog mogelijk is om door te spelen, met bijvoorbeeld 21.c4!? met een klein voordeel voor wit.
Bord 5: Arthur van de Oudeweetering – Martin Martens
Arthur ging nog sneller voor de remise: na 17.Dxg3 bood hij remise aan. De computer is echter van mening dat wit beter staat en het eindspel wellicht had moeten proberen door te spelen. Het loperpaar in combinatie met de vrije d-pion biedt kansen. Daarnaast lijkt de pionnenmeerderheid van zwart op de koningsvleugel niet zoveel waard.
Partijen
(Klik/tik op linkerpijl voor engine, op rechterpijl om andere partijen te selecteren)
Video-verslag