De majoor heeft al een boek (III)

Het laatste deel wordt u bij deze aangeboden na de eerdere publicaties op 1 en 15 augustus.

Maart 1966 – april 1966

Inspectie
De eerste weken was de nieuwe commandant actief bezig de basis te leren kennen. Hij was bij de lanceerinstallatie, bekeek de raketten, liet zich op het commandocentrum de werkwijze uitleggen en dook op andere plekken plotseling op voor inspectie. Hij was goed bezig, in feite. De eerste vijand die hij maakte was een joviale Limburger, de chef-kok van de keuken die door ons kokchef werd genoemd wat hij als een erenaam beschouwde. In een keuken is het misschien niet echt moeilijk om iets te vinden en een vliegende kraai vindt altijd wat maar de majoor viel vooral over het feit van rokende koks tijdens het voorbereiden van de maaltijden. Hij had wel een punt natuurlijk en bracht dat de kokchef op een zeer duidelijke wijze aan zijn verstand waar keukenpersoneel bij was. Het is tussen die twee niet meer goed gekomen en wij, van de bewaking, waren gewaarschuwd en op onze hoede…

Begin maart hadden Frits en ik nachtwacht bij de hoofdpoort. Frits was net terug van zijn ronde en zat te lezen. Ik was aan het schaken met Hans, die een locatie verderop dienst had. We schaakten via een intern systeem door het nummer van de locatie te draaien, gevolgd door ‘paard foxtrot zes slaat pion echo vier’ waarna even later het antwoord ‘lange rokade’ teruggebeld werd, enzovoort. Schaken was toegestaan als de dienst er niet onder leed.
We hoorden opeens een nauwelijks waarneembaar, licht schrapend geluid boven ons hoofd, keken elkaar aan, pakten onze uzi’s, magazijn erin, helm op en naar buiten. En zagen een in het zwart geklede persoon met een bivakmuts op, aan de rand van het platte dak hangen, tastend met een voet naar steun van het raamkozijn. Uit de bivakmuts stak een snor zoals die van Salvador Dali… Frits zette duidelijk hoorbaar de regelaar van zijn uzi op vuren, drukte de loop in de onderrug van de indringer en zei:
‘Stop of ik schiet je ruggengraat doormidden.’
Er klonk een gesmoord gemompel dat op cmndnt leek gevolgd door mijn ‘kop dicht’ en naar binnen om te bellen. Hans nam aan met ‘waar bleef je zo lang, zo moeilijk kan je zet toch niet zijn’ en na ‘we hebben hem aan het dak hangen’ kreeg ik de wachtcommandant aan de lijn.
‘Wààt’ schreeuwde hij ‘ik kom er aan.’ Dat duurde niet lang met de jeep en hij haastte zich de poort binnen.
‘Dat is de commandant’ stamelde hij.
‘O ja, hoezo?’
En tegen de majoor:
‘Kom van dat dak af, laat u zich voorzichtig zakken.’
‘Je lijkt net Peter Koelewijn’ kon ik niet nalaten op te merken. Majoor Mallinckrodt masseerde zijn pijnlijke armen, deed zijn bivakmuts af en keek ons beiden vuil en nadrukkelijk aan. Hij snauwde ‘vanochtend tien uur op mijn kantoor’ en liep geagiteerd de poort uit, naar zijn woning. De rest van de dienst zaten we ons van alles af te vragen…

Na de wisseling van acht uur eerst het ontbijt net als anders, maar in plaats van te gaan slapen gingen we ons scheren, douchen, legerschoenen poetsen en om door een ringetje te halen tegen tien uur met een bezwaard gemoed melden bij de adjudant, die ons begeleidde naar het opperhoofd. Die zat verveeld allerlei post door te nemen wat niet nodig was want we waren al voldoende geïntimideerd, keek ons na een paar minuten opnieuw afzonderlijk strak aan en sprak:
‘Afgelopen nacht heb ik vastgesteld dat jullie je taak nog beter hebben uitgevoerd dan verwacht mag worden en promoveer beiden tot soldaat der eerste klasse plus de veroordeling tot vijf dagen prestatieverlof, wegwezen.’
‘Dat gaat meteen in’ zei de adjudant op onze vraag, hij wist het al en had gezorgd voor vervoer naar het station. Op de een of andere manier waren we er niet helemaal gerust op.

Huwelijk
Prinses Beatrix en Claus von Amsberg trouwen op 10 maart 1966 in Amsterdam. Het kabinet Cals had voor de hoofdstad gekozen hoewel burgemeester Van Hall veel liever had gezien dat Den Haag met alle sores was opgezadeld of welke andere stad dan ook… Er zou een rijtoer met koetsen door de stad worden gehouden met een afzetting aan weerszijden van de route. Voor de afzetting waren vele militairen nodig en die werden overal vandaan opgetrommeld, ook twee man uit Erle en een daarvan was ik. Geen idee waarom, vanwege je flaporen dacht de adjudant geestig te zijn.
Een dag eerder reisden we af naar een centraal verzamelpunt, vliegbasis Soesterberg in ons geval, waar een man of honderd ’s avonds instructies ontving en op 10 maart na het ontbijt in alle vroegte in bussen naar een marinekazerne in Amsterdam. Daar volgde verplicht toiletbezoek alvorens in groepjes van vijftien man te worden afgemarcheerd naar onze positie op het Rokin. Op de plaats rust met een onderlinge afstand van een armlengte met de rug naar het publiek en de uzi met drie losse flodders schuin voor de borst. Tien minuten voor het begin van de stoet in de houding dus het hoofd stil dus de ogen van links naar rechts bewegend om iets te kunnen zien. Van rookbommen of andere opwinding hebben wij niets meegekregen. Na afloop terug naar de kazerne voor een uitstekende blauwe hap zoals de Indische rijsttafel bij de marine wordt genoemd (traditioneel op woensdag, nu bij uitzondering een dag later) en daarna met openbaar vervoer naar huis. We werden na het weekend terug verwacht op de basis. In Zwolle stapte ik uit de trein en de collega uit Erle in Assen om op het perron er achter te komen dat zijn uzi nog in het bagagerek lag. Contact opgenomen met het eindpunt Groningen waar een passagier het wapen al aan de conducteur had overhandigd en met de volgende trein retour Assen. Dat is nu niet goed meer voor te stellen, gelukkig voor hem liep het met een sisser af.

Marl
Opnieuw werd een beroep gedaan op onze ondersteuning, dit keer bij feestelijke optochten in het nabijgelegen Marl. Er waren extra verkeersregelaars nodig en zo hielpen een paar collega’s het verkeer te regelen. Op een stopteken werd per ongeluk het verkeerde pedaal ingedrukt door een oudere dame en zij reed de ongelukkige soldaat met plankgas tegen het wegdek. Hij werd zwaargewond naar het lokale ziekenhuis vervoerd en bracht drie dagen door op de intensive care plus nog eens een maand opname, maar herstelde volledig. De oudere dame had in de oorlog haar man en zoon verloren en was door het ongeluk bijna niet te troosten. Met haar dochter kwam ze dagelijks op bezoek, zij ging de patiënt als haar eigen zoon beschouwen en raakte later bevriend met zijn ouders.
De majoor bezocht hem in het begin ook een keer en kwam ontdaan terug, hoorden we later van de adjudant. Want ‘hij was zich alsnog bijna doodgeschrokken’ volgens de majoor toen de patiënt zag wie naast zijn bed zat. En aan de bewaking vroeg voortaan namens hem te gaan, Hans en ik kregen de eerste keer een fles drank en een Playboy ‘daar zal hij van opkikkeren’ mee en we werden naar het ziekenhuis gereden. Na genezen te zijn verklaard werd de collega vroegtijdig met groot verlof gestuurd, hij had genoeg meegemaakt, wij vonden het terecht en sportief van het leger. Het blad heeft nog lange tijd gerouleerd onder patiënten en personeel.

Rijsttafel
De aanwezigheid bij de trouwstoet in Amsterdam is een hoogtepunt van mijn diensttijd geweest en dat werd nog eens overtroffen door een gebeurtenis bij de majoor thuis. Om de chef-kok een hak te zetten besloot hij om op een zondag eind maart een echte Indische rijsttafel te organiseren voor twaalf dienstplichtigen. Want ‘die troep van hem is zeker in het weekend niet te vreten’ wat niet waar was. Het eten in dienst beviel in het algemeen heel goed al had je altijd wel iemand met klachten omdat hij thuis zeven dagen in de week wortelstamp gewend was.

Onder anderen alle bewakers met vrijaf, waarbij Frits en ik, behoorden tot de gelukkigen en we zagen ons geconfronteerd met de vraag ‘wat geven we als cadeau?’ Via de adjudant werd een afspraak gemaakt met mevrouw Mallinckrodt in de week ervoor. Met een paar man er naar toe en we werden allervriendelijkst door haar ontvangen, een klassieke schoonheid van een jaar of veertig en van horen zeggen zijn derde echtgenote. Onze suggestie van een historisch boek van Churchill als cadeau, werd door haar resoluut van tafel geveegd met het fantastische argument:
‘De majoor heeft al een boek.’
De keus viel uiteindelijk op een bijzondere fles Glenfiddich whisky. Later viel ons op dat zij haar echtgenoot ook met majoor aansprak, als wij erbij waren tenminste en wij vonden het een beetje merkwaardig.

Zondagmiddag 27 maart was het zover, ons cadeau viel in goede aarde en wij werden geweldig in de watten gelegd. De gastheer en -vrouw hadden Indische culinaire hulp ingehuurd en allen waren de hele week bezig met de voorbereidingen. De beide hulpkrachten verzorgden ook de bediening (met witte handschoenen aan) en bij ieder gerecht kregen we uitleg over de bereidingswijze, de gebruikte specerijen en kruiden en allerlei details over ayam, udang, saté kambing (volgens hen de enige echte saté), rendang, cumi, babi, meerdere soorten ikan en natuurlijk waren de sambals zelf gemaakt. Op de achtergrond niet de traditionele gamelanmuziek, maar Rachmaninov met verschillende pianoconcerten en ook de dromerige tonen van de Peer Gyntsuite van Edvard Grieg kwamen voorbij. Plus vele bijgerechten en vier soorten rijst, atjar, ons onbekende groenten en voldoende koud bier en verse thee. De gesprekken waren geanimeerd, het was een enorm succes en we hebben beiden uitvoerig bedankt. Nooit meer daarna heb ik een betere rijsttafel gekend hoewel onze Indische buren later in Ugchelen er heel dichtbij kwamen. De majoor vroeg nog wel of wij de chef-kok wilden inlichten hoe het ook kan. Kinderachtig ventje…

Twintig dagen
Ruim een week later bezocht de majoor overdag het wachthuis waar een collega en ik dienst hadden en waar hij ’s nachts een keer aan had gehangen. Voor een inspectie en hij ontdekte  een propje papier dat achter een prullenbak in de hoek terecht was gekomen. Als hoogste soldaat (een maand eerder…) moest ik de volgende dag op rapport. Hij liet me afmarcheren naar een kalender aan de muur, de vinger op de dag zelf zetten en langzaam dag voor dag verder gaan tot hij stop zei. Het bleken twintig dagen licht arrest te zijn die ik voor het propje papier kreeg. Het was niet zwaar genoeg voor eenentwintig dagen en al helemaal niet voor een dag verzwaard, volgens hem. Jullie vragen je misschien af of dit echt zo gegaan is en of je ook bezwaar kon maken en het antwoord is ja, zo is het gegaan en neen, want ik wist niet hoe en je bent onderworpen aan de krijgstucht, zelfs als die wordt uitgeoefend door een zot. Ik was er mooi klaar mee want drie weekeinden niet naar huis, mijn (inmiddels) verloofde boos, eerst op mij en later op de majoor wat in beide gevallen geen effect had. Sindsdien ben ik allergisch voor propjes papier. Diezelfde week overkwam Frits precies hetzelfde op een andere site voor een al even ernstig vergrijp: de rol toiletpapier bevond zich niet in de houder, maar stond op de grond.

Mei 1966 – juni 1966

Grote oefening
Half mei was een grote NAVO oefening gepland over heel Europa en wij kregen er ook mee te maken. In alle vroegte allerlei drukte met internationale waarnemers, de raketten werden in stelling gebracht, alle manschappen paraat en zo vond ik mijzelf terug boven op een van de met gras begroeide en half ondergrondse opslagsilo’s van de raketten. Waarom? Ter bewaking uiteraard hoewel de zin mij een beetje ontging van een uzi tegen een MiG straaljager maar daar ging het niet om, wel tegen overvallers op de grond van buitenaf. Uit ervaring wijs geworden had ik een boek meegenomen en lag rustig te lezen in Euwe. Totdat plotseling vanuit het niets een F-104 Starfighter in duikvlucht recht op de silo afstormde om op ongeveer vijftien meter hoogte met bijna Mach 1 er oorverdovend overheen te razen en daarna steil optrok. Ook oogverblindend want ik keek recht de naverbrander in en dacht dat mijn hart stil stond. Dus een vijand die niet was onderschept…
Van ganser harte hoop ik dat nooit maar dan ook nooit een gewapend conflict de uitkomst zal zijn van een verschil in opvattingen tussen wie of wat dan ook. Door de aanwezigheid en mogelijke inzet van de tegenwoordige nucleaire wapens kan dat zo maar het einde van de mensheid betekenen. Beschavingen zouden geen wapens behoren te hebben, dat is een naïeve opvatting, ik weet het.

Lift
Dirk was kort daarvoor afgezwaaid waardoor het leven op de basis een stuk saaier werd en wij misten hem met zijn bromfiets. Anderhalve week voor ons afzwaaien kwamen Hans en ik op vrijdag uit de nachtwacht en in plaats van slapen, liepen we meteen met onze weekendtas de poort uit voor het weekendverlof. Uit het zicht kleedden we ons om in burgerkleding met nog wel de legerschoenen aan om liftend naar Winterswijk te gaan, in uniform was het streng verboden. We kregen al snel vervoer tot Borken en stonden opgewekt langs de weg toen een personenwagen stopte. Met de majoor zelf achter het stuur, ook in burger, hij zag er piekfijn uit, was onderweg naar Den Haag, deed of hij ons niet herkende en verzocht ons in te stappen, Hans voorin en ik op de achterbank. Hij vroeg naar onze bestemming en waar we vandaan kwamen, uit Erle zeiden wij en naar Winterswijk. Erle, ja daar had hij wel eens van gehoord, was daar ook niet een NAVO-basis? Hij leek op een verzadigde kat, die aan het spelen is met een halfdode muis. Telkens als de muis dacht te ontsnappen, werd een poot uitgeslagen en trok met scherpe nagels het gewonde dier weer naar zich toe. De kat liet voor het station in Winterswijk zijn muizen gaan en reed schaterlachend verder met de punten van zijn snor recht omhoog. Wat hangt ons op de valreep nog boven het hoofd, dachten wij. Niets, bleek later toen we de volgend week bij de adjudant gingen informeren na hem het verhaal verteld te hebben. Dat is ook toevallig, was zijn reactie, vanochtend nog zei de majoor nooit lifters mee te nemen…

Groot verlof

Aan alles komt tot slot een eind en dus stonden Hans van Wickeren, Frits Hardiek en ik op 15 juni 1966 voor de laatste keer voor het bureau van de basiscommandant, in burgerkleding en in gezelschap van de adjudant. De majoor salueerde, overhandigde de groot-verlofpas en gaf ons een hand, die ik met het hart in de keel weigerde met de woorden:
‘Als burger geef ik geen hand aan iemand, die via rang en positie zijn macht heeft misbruikt door twintig dagen licht arrest op te leggen uit wraak voor een mislukte infiltratiepoging, die voor u zeer vernederend is afgelopen.’
Boem…
Au…
Doodse stilte… en daardoor duidelijk hoorbaar het gezang van een paar merels buiten.

De majoor keek mij lang en nadenkend aan, draaide met duim en wijsvinger van zijn uitgestoken hand de punten van zijn snor omhoog en sprak tenslotte:
‘Dat begrijp ik. Niettemin wens ik jullie het beste voor de toekomst en dat geldt zelfs voor u, meneer Baas.’
Kinderachtig van mij? Ik vind nog steeds van niet. In het kantoorvertrek van de adjudant kreeg hij wel een hand met ‘bedankt voor alles’ en na zijn ‘jij ook en mooi gezegd’ zwaaiden we naar de andere aanwezigen en werden naar het station gereden. Daar namen we afscheid van Frits, die door zijn ouders werd opgehaald en spraken geen latere ontmoetingen af in het reële besef, dat daar wel eens niets van terecht zou kunnen komen. Op het station van Zutphen reisde Hans verder naar Amsterdam en ik via Zwolle naar Heino. We hebben elkaar nooit meer gezien, hoewel, niet helemaal nooit…

Juni 1981

Epiloog
Vijftien jaar later liepen Frits en ik elkaar stomtoevallig bijna letterlijk tegen het lijf op Schiphol met onmiddellijk wederzijdse herkenning. We hadden ongeveer drie kwartier en brachten de tijd door aan de bar met een biertje. Hij bleek net aangekomen te zijn met een Cityhopper vanaf vliegveld Twente, was uit zijn woonplaats Enschede door zijn gezin met dochter en zoon weggebracht en op doorreis naar een verre stad in China voor vijf dagen als inkoper van speelgoed. Ik kwam terug van een driedaags werkbezoek in Athene voor het conversieproject Plan Q bij Philips aldaar en op doorreis met een Cityhopper naar vliegveld Eindhoven waar ik afgehaald zou worden door mijn gezin met twee jongens naar ons huis in Mierlo.

En daarna haalden we herinneringen op aan Erle: Dirk, Hans, de kokchef, verveling, de sergeanten X en Y, de adjudant. Frits had in een regionale krant een artikel gelezen over geallieerde huwelijken als gevolg van dansavonden op bases in Duitsland. Maar het grootste deel van de tijd kwam de majoor aan bod over wie Frits wist te vertellen dat hij van zijn vijfde echtgenote zou zijn gescheiden. Dat doet nu denken aan de vroegere Duitse bondskanselier Gerhard Schröder, die na zijn vijfde huwelijk naar het schijnt zich mag verheugen in de bijnaam Lord of the Rings.
We bleven met één groot raadsel zitten: wat in vredesnaam zou dat ene boek van de majoor zijn geweest? Het Handboek soldaat leek ons niet echt logisch, wat dat betreft kwam de Kamasutra eerder in aanmerking hoewel na de vijfde scheiding Alleen op de wereld ook een goede mogelijkheid was. Maar dat wisten we niet eerder en valt daarom af. Gezien zijn zeer tegenstrijdige gedragingen hielden we het op The Strange Case of Dr Jekyll and Mr Hyde. Misschien doen we hem daarmee onrecht aan en had hij netjes de bijbel op zijn nachtkastje liggen.

Tot slot kwamen wij over onze diensttijd tot de conclusie van ‘een gratis cursus volwassen worden in eenentwintig maanden.’ Nu nog een keer zien uit te vinden hoe je die cursus met succes kunt afronden…


2 gedachten over “De majoor heeft al een boek (III)”

    • Dat is mij onbekend, na mijn diensttijd heb ik – afgezien van de reacties op het artikel – nooit meer iets over hem vernomen.

      Beantwoorden

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.