Onder professoren

Onze landgenoot Rufus Dingelam krijgt volkomen onverwacht de Nobelprijs voor scheikunde toegekend. Voor zijn onderzoek naar en het bereidingsproces van een stof, decennia geleden, die niet alleen in een wasmiddel zou worden toegepast maar ook in een geneesmiddel. Met als bijwerking een sterk potentie verhogend effect. Een ongedachte combinatie en neen, het is niet Omo. Dat wast alleen maar door en door schoon en doet verder niets. Opwinding in de gehele wereld (door dat wasmiddel natuurlijk), in heel Nederland maar vooral in Groningen want daar werkt hij als professor. En een groot succes voor de één betekent automatisch jaloezie bij vele anderen. De menselijke natuur in volle glorie!

Professoren zijn schoolmeesters die lesgeven aan een universiteit. Er is helemaal niets mis met een schoolmeester en toch staat deze vergelijking een professor bijna zeker niet aan, te gewoon, profaan bijna want ‘de universiteit is geen school’. Dat klopt, het is een hoge school. Een professor is dus in feite een hoge schoolmeester en wordt dan weer hoogleraar genoemd. Dat wordt door de heren (te weinig dames trouwens) wel goedgekeurd, er moet hoog in voorkomen. Anders is het te laag, beter gezegd te laag-bij-de-gronds.

Mocht het nieuws van de Nobelprijs u ontgaan zijn, mij ook. Dingelam is ontsproten aan het brein van Willem Frederik Hermans en speelt een hoofdrol in diens roman Onder professoren. Het speelt zich af in het academisch milieu van Groningen en lijkt sterk op een persoonlijke afrekening. Vilein en met veel sarcasme weet hij ‘dat wereldje’ neer te zetten, kleinburgerlijk, kneuterig en jaloers. Mijn typering van professoren in bovenstaande alinea is een zwakke poging met die van hem vergeleken.

Hoezo een afrekening? In 1952 werd Hermans assistent van een hoogleraar om colleges te verzorgen in verschillende natuurwetenschappelijke vakgebieden, meteorologie onder andere. Hij promoveerde in 1955 met lof, op een Franstalig proefschrift, tot doctor in de Wis- en Natuurkunde. Een jaar later probeerde ‘zijn’ hoogleraar een bepaald vakgebied te versterken met een hoogleraarschap. Dat feest ging niet door, de Groningse universiteitsbestuurders vonden een lectoraat voldoende eer. Hermans werd lector in 1958, géén hoogleraar. Naar eigen zeggen werd hij in Groningen voortdurend tegengewerkt. Zo kreeg hij ook niet het laboratorium waar hij om vroeg en mocht jarenlang alleen college geven aan ‘slechts’ eerstejaarsstudenten. Het doen van veldonderzoek werd hem eveneens onmogelijk gemaakt.

Wel lector, geen professor. Tegenwerking. Jaloezie! De meest voorkomende menselijke eigenschap. Een heel slechte eigenschap, negatief en vooral nutteloos. Het leidt tot niets. Voorbeeld? Jaloers zijn op Sunnery James bijvoorbeeld. Omdat hij een supergrootmeester is? Dat niet, maar wel getrouwd met Doutzen Kroes. En voor het noodzakelijk vrouwelijke tegenwicht: de echtgenote van George Clooney roept bij veel dames hetzelfde soort jaloerse gevoelens op. Zinloos dus, je kunt ze beter bewonderen, is positiever dan jaloers te zijn. Volgens Willem Wilmink is bewondering hetzelfde als positieve jaloezie. En als de taalgrootmeester dit zegt, is het zo!

Hermans was geen gemakkelijk mens, het kostte weinig moeite om met hem in conflict te komen. Dat is op zich natuurlijk geen halszaak maar het zette wel kwaad bloed bij sommige mensen om hem heen en dan vooral bij de ‘boven hem geplaatsten’ en onder professoren. Ik heb mensen gesproken, destijds student, die zijn colleges wilden volgen maar soms vergeefs zaten te wachten. Hij kwam af en toe niet opdagen. Het wekte dus weinig verwondering dat hij werd beticht van plichtsverzuim, hij zou meer tijd doorbrengen met schrijven in plaats van te besteden aan zijn universitaire werkzaamheden. Er kwam een onderzoek, dat Hermans grotendeels vrijpleitte (dus voor een deel ook niet). De onderlinge verhoudingen werden hierdoor natuurlijk niet beter en Hermans nam in 1973 ontslag, dat hem eervol werd verleend. Hij verhuisde naar Parijs en werd voltijds schrijver. Met Reve en Mulisch wordt hij gerekend tot de drie belangrijkste Nederlandse schrijvers van na de oorlog. In 1975 verscheen Onder professoren en dat werd hem niet in dank afgenomen. De recensies waren niet mals (wat ik helemaal onderschrijf, ik vond en vind het boek ook taai). Daar kon Willem Frederik Hermans alleen maar om lachen, hij had er maling aan!

In onze vriendenkring hebben mijn vrouw en ik twee mensen gekend, die ook konden meepraten over dit soort tegenwerking. De één deed dat soms, de ander nooit. De oorzaken waren totaal verschillend. Vriend P was lector economie in Tilburg en ik vroeg hem eens pesterig ‘waarom niet professor?’ Want ik had gelezen dat alle lectoren gezamenlijk tot hoogleraar waren benoemd. Behalve wanneer je het zelf niet wilde. De vraag was tegen het zere been en het antwoord omslachtig maar niet duidelijk. Volgens zijn vrouw omdat hij te eerlijk, te rechtdoorzee en vooral compromisloos was. Daar maakte hij in Tilburg geen vrienden mee onder professoren. Een klein hartje, een grote mond, extravert, nadrukkelijk aanwezig, op en top Bourgondiër en volledig toegewijd aan zijn vakgebied. Hij kon niet schaken, natuurlijk niet, daar was hij veel te ongedurig voor. Nou ja, niemand is volmaakt. Maar een fijne vriend. Zijn vakkennis stond overigens aan de universiteit niet ter discussie, hij doctoreerde er (zo zegt men dat in Vlaanderen) in de Economische Wetenschappen.

Vriend A, volledig tegengesteld (kalm, introvert, matigheid, bescheiden, bijna een asceet) ondervond geen tegenwerking vanwege zijn karakter maar door de aard van zijn vakgebied: homeopathie. Als huisarts in Den Haag begonnen en gevestigd in Mierlo, toen hij en zijn vrouw (die zelf kinderarts was) het rustiger aan wilden gaan doen. Als ‘winterassistent’ bij een homeopathisch huisarts kwam hij er mee in aanraking. Wilde er eerst niets mee te maken hebben maar leerde wel steeds meer genezingen langs deze weg kennen. In zijn praktijk ontmoette hij af en toe patiënten die met de reguliere middelen niet goed te genezen waren. Want ieder mens is verschillend en kan daardoor anders reageren. En ging zich er verder in verdiepen. En raakte overtuigd van het nut zonder homeopathie als zaligmakend te beschouwen, wel een goede ondersteuning van de reguliere geneeskunde. Hij werd privaatdocent homeopathie aan de VU in Amsterdam. Met veel argwaan want ‘privaatdocenten worden toegelaten wat iets anders is dan gevraagd’ in zijn eigen woorden. Het grote probleem is erkenning. Wanneer een kleine hoeveelheid van een werkzame stof verdund wordt in zwembaden van Olympische afmetingen, zou een druppel water nadien nog een actief geneesmiddel kunnen zijn? Wel een goedkoop geneesmiddel, lijkt me. De wetenschap eist bewijzen. Zie Twijfels van een buitenstaander door farmacoloog en professor in ruste Erik Noach.

Op 21 september 1978 promoveerde vriend A tot doctor in de Geneeskunde op August Bier en de homeopathie. Na jaren van verkapte tegenwerking onder professoren. Dan klopte de lay-out opeens niet, of stond ergens een komma verkeerd, of diende een bewering extra onderbouwd te worden. Met oneindig geduld loste hij alle bezwaren op totdat de gunfactor groot genoeg was geworden. Mijn enige kritiek, later, betrof het ontbreken van een schaakonderwerp bij de stellingen. Begin jij nu ook nog te mekkeren, dat werd van mij niet geaccepteerd was zijn reactie, hij had het wel geprobeerd. Het bestuur van de Mierlose Schaak Club had een taxibusje gehuurd, sommigen gingen op eigen gelegenheid en zo waren we met ongeveer vijftien personen uit Mierlo getuige van zijn finest hour aan de VU, De Boelelaan, Amsterdam. Want nog een tegenstelling met vriend P, hij schaakte wel en was lid van MSC.

Hij schaakte wel. Dat is zwak uitgedrukt. Hij was idolaat van schaken. Een ‘normale’ schaker kan niet meteen slapen na geschaakt te hebben, hij kon niet slapen als er niet geschaakt was. Zo iets als Vassily Ivanchuk met zijn volledige toewijding. Op YouTube een paar prachtige filmpjes waar winnaar Ivanchuk de prijsuitreiking ernstig ophoudt. Omdat hij met de schaakstukken zit te sneldammen op een schaakbord tegen Baadur Jobava, ook al zo’n kleurrijke schaakschurk. Hij was zojuist wereldkampioen Rapid Chess 2016 geworden, in Doha, en de onttroonde Magnus Carlsen (nr. 3, met een gezicht als een oorwurm) en Alexander Grishuk (nr. 2, grijnzend) hadden hun bloemen al in ontvangst genomen. Met het hoogste treetje onbezet tussen hen in. Ivanchuk wordt nog een keer extra omgeroepen, arriveert op een drafje en gaat daarna, met de bos bloemen in de hand, zijn potje schammen afmaken, of is het daken? In die filmpjes blijkt dat humor en schaken heel goed samengaan. In optima forma! En wat schaakverslaving betreft, Ivanchuk komt een beetje in de buurt van vriend A.

In de zomerperiode lag de clubcompetitie stil en speelden A en ik iedere dinsdagavond tegen elkaar. We gingen eerst tennissen (instuif), daarna op de fiets naar zijn huis (meestal, voor de balans ook af en toe bij mij thuis) om even te zwemmen in zijn eigenhandig uitgegraven zwembad (niet van Olympische afmetingen) en dan schaken, schaken en nog eens schaken. Soms zonder te zwemmen, dan maar bezweet in tenniskleding. Ik heb één keer meegemaakt dat ‘boven’ hard geluid werd gemaakt en hij beloofd bleek te hebben ‘het dit keer niet zo laat te maken.’ Het was ver na middernacht. Als betrapte jongetjes snel remise gegeven en ik nog sneller weg, omkijkend waren alle lichten al uit. Op woensdagmiddag hetzelfde ritueel bij een ander clublid, maar dan daar thuis. Dat heb ik van dat andere clublid gehoord. Wie weet waar hij de rest van de week nog meer speelde.

Onvergetelijke vrienden, Pieter en Arie, beiden al weer jaren geleden overleden. En beiden hebben ze tegenwerking gekend onder professoren.

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.