Taal

Een ramp! Aan een onbezorgde jeugd kwam abrupt een eind. Dacht ik. Want ik moest naar school. In 1951, na de zomer, als ‘Leerling der O.L.-School’. Nog geen kleuterscholen toen, al duurde dat niet lang meer. Dus geen groep drie van een OBS maar ‘Ons 1e Schooljaar’ bij juf Schans. Op een nostalgische klassenfoto in de nazomer, op een warme namiddag, herken ik een slungelig jongetje van ruim zes jaar, een late leerling van december. Vanwege de leeftijd moest ik denken aan de zesjarige Thomas in het artikel van Johan Hut over Rob Hartoch op Schaaksite.nl. Van schaken had ik nog geen benul toen, Thomas al wel. Je kunt niet vroeg genoeg beginnen. Bobby Fischer was zes jaar toen hij met schaken in aanraking kwam. En oud-clubkampioen Wim Sanders ook zes in het jaar dat Euwe wereldkampioen werd.

Dezelfde juf heeft ook mijn moeder les gegeven, een generatie eerder. Zij heeft bijna vijfenveertig jaar de eerste klas onder haar hoede gehad. Niet getrouwd, geen kinderen maar op de foto zie ik wel een trotse moederkloek met drieëndertig kuikens. Dus ongeveer 45 x 30 = 1350 kinderen heeft juf Schans alfabeet gemaakt, misschien wel meer dan 1500. We begonnen met rekenen, schrijven, lezen, gedrag en vlijt. Die laatste twee moeten eentonige vakken zijn geweest met steeds hetzelfde cijfer. Later ook Ned. Taal (zegt het rapport), netheid, tekenen, aardrijkskunde en geschiedenis. Ik zie een eenvoudig rapport, hemelsbreed verschillend met dat van mijn kleinkinderen. Het lijkt nu meer op een psycho-pedagogisch proefschrift. De vooruitgang! Ik kan me allerlei bezwaren van bevlogen onderwijzers goed voorstellen zonder daarmee ‘vroeger’ als beter te beoordelen. Ik oordeel sowieso niet zo snel.

Die eerste schooldag… Huilend aan de hand van mijn moeder tot aan het hekje, daarna met mijn oudste broer mee, mijn moeder had wel meer te doen met een groot gezin. Hij zat in de zesde en geneerde zich rot met zo’n rotjoch. Dat duurde een paar dagen, toen was ik gewend en de wereld ging voor me open, rekenen en lezen, cijfers en letters! En huilde omdat ik op zaterdag niet mocht, begreep ik niets van. En begon meteen ‘alles’ te lezen, dat is nooit meer over gegaan. Van straatnaambordjes en richtingaanwijzers op kruispunten tot de namen van voorbijvarende vrachtschepen in het kanaal. En nummerborden van auto’s. Met vriendjes lagen we ieder jaar langs de weg wanneer het verkeer door ons dorp reed, op weg naar de TT in Assen. Schriften met nummerborden hebben we vol geschreven.

Ook verwarring. Het heeft ruim een half jaar geduurd voordat ik wist wat een veever was. Ik dacht aan boerderijen want het voer werd daar met vrachtwagens aangeleverd. Vaak door dezelfde transportonderneming. Ik zie ze tegenwoordig nog wel eens rijden, de firma heeft het lang volgehouden: Max Laadvermogen met veevervoer. Een beetje flauw misschien maar het was wel zo. Ik durfde het niet te vragen toen, wilde niet voor dom gehouden worden. Dat is gelukkig al lang niet meer het geval, het is heel simpel: als je iets niet weet, vooral vragen! De zegswijze ‘domme vragen bestaan niet, domme antwoorden wel’ is echt waar. En wat een ander van je vindt? “Lekker boeiuh”, zeggen mijn kleinkinderen terecht.

In de zesde klas kregen we les in de Franse taal, een paar kinderen, op zaterdagochtend, je moest er iets voor over hebben. We vonden het eerst maar een vreemde taal, dat Frans. Waarschijnlijk omdat onze oren waren ingesteld op Nederlandse klanken, denk ik achteraf. Papa fume une pipe ging nog net maar Le cheval est dans le pré was andere koek. Lusje valt in de plee. Het wende snel. Ook Engels later en Duits. Op een HBS geen Grieks of Latijn, dat laatste ben ik nog steeds een keer van plan, voor de lol. Dat zeg ik al jaren… Het Engels uit Engeland, een heerlijk land dat mensen als Tommy Cooper (uit Wales weliswaar), John Cleese en Stephen Fry heeft voortgebracht, om een paar bijzondere exemplaren te noemen. Voor mijn werk ben ik er regelmatig geweest en met Engelse collega’s ook gesproken over hun eigenaardige en tegendraadse gewoonten. Begrepen ze niets van, hoezo? Links rijden bijvoorbeeld, waar bijna de gehele wereld rechts rijdt. Nou, dat zag ik toch echt verkeerd, zij waren best bereid om rechts te gaan rijden. Maar alleen wanneer de wereld ook veranderde van weghelft. De Brexit verbaast mij helemaal niet. En bij een gemeenschappelijk diner tijdens één van de schaaktoernooien in Hastings kon Sir George Thomas niet nalaten om de altijd serieuze Euwe een beetje op de hak te nemen:
Do you know the difference between a tophat and Euwe?“, gniffelde hij.
De andere deelnemers hadden niet de flauwste notie.
A tophat is a hollow cylinder and Euwe a silly Hollander.” Euwe kon er ook om lachen.

Weer later kwam ik met een echt vreemde taal in aanraking, het Opperlands. Via Hugo Brandt Corstius met zijn prachtige boek Opperlandse taal- & letterkunde. Hij zegt er zelf het volgende van:

Opperlands is Nederlands met vakantie. Opperlands is Nederlands zonder het akelige nut dat aan die taal nu eenmaal kleeft. Opperlandse woorden en Opperlandse zinnen zien er op het eerste gezicht net zo uit als Nederlandse woorden en Nederlandse zinnen. Maar Opperlands is dan ook bedoeld voor het tweede gezicht.

Een mooi staaltje van dat tweede gezicht is de Opperlandse beschrijving van de zware zuidwester storm die het Kurhaus teisterde. De eerste keer dat ik het las, kwam ik niet bij van het lachen. En de eerste voetballende tweeling bij PSV is niet Willy en René van de Kerkhof geweest, Peter en Antoon Nus gingen hen voor. Geboren in Opperland en inderdaad, de gebroeders P. Nus en A. Nus. Zij hebben het Nederlandse elftal niet gehaald. Klaver, Klunder, Koot waren drie afdelingshoofden bij Philips Computer Industrie aan de Oude Beekbergerweg toen ik daar in 1966 begon. Met naamplaatjes op de deuren van drie naast elkaar liggende kamers, raad eens hoe die laatste genoemd werd… Paste perfect in het latere Opperlands. En we kennen het bestaan van nog veel meer talen, alleen al in ons eigen land: Fries, Zeeuws, Goois met de rollende rrr, Saksisch, Veluws, Limburgs, noem ze maar op. Het merendeel is een streektaal, zo ook het Achterhoeks:
En, hoe geet ’t peerd?“, vraagt een boer belangstellend aan zijn buurman.
Een peerd geet niet, een peerd löp.
En, hoe löp ’t peerd?
’t Geet.

Straattaal is weer van een geheel andere orde, het is een mengvorm met van alles en nog wat. Woorden uit andere culturen en sociale afkomst, vermengd met het Nederlands al dan niet verbasterd. Steeds aan verandering onderhevig. Vooral in gebruik onder jongeren in grote steden, ook hoor je de taal regelmatig in teksten van rappers. Plus de talen, die o zo belangrijk zijn voor hen, die gezicht of gehoor moeten missen en waar de meeste zienden en horenden nauwelijks weet van hebben: braille en gebarentaal. En wiskunde is ook een taal in feite. Een taal van formules met vergelijkingen en beschrijvingen, in algebra, goniometrie, stereometrie, differentiaalrekening, analytische onderzoeken en nog veel meer. Wiskundigen van over de gehele wereld die niet elkanders taal beheersen, kunnen via wiskunde heel goed communiceren. Bij Philips begon ik in een team, bezig met het bouwen van een Fortran-compiler, op een mainframe.

Het Mandarijn is de officiële taal in China. Moeilijk vanwege de vele homofonen. Dat zijn woorden met een verschillende betekenis maar met dezelfde toon. De betekenis is afhankelijk van context en toonhoogte en kan tot merkwaardige situaties leiden. Een Engels echtpaar op bezoek in Beijing, bestelt pekingeend in een restaurant. In vlekkeloos Mandarijn, denken ze. Daar heb je weer zo’n stel mafketels denkt de ober en serveert even later grijnzend de gebakken bokkenballen waar om gevraagd was. Onze jongste zoon was eens voor een project in Beijing, een paar weken. En wie verre reizen doet, kan veel verhalen. Hij werd door Chinese collega’s meegenomen naar een restaurant en daar hoefde niet mondeling besteld te worden. Zij werden naar een groot vertrek geleid, vlak achter de keuken, vol kleine kooien, aquaria en terraria. Met vogels, zoogdieren, (inkt)vissen, slangen en schildpadden. Je hoefde het gewenste gerecht alleen maar aan te wijzen, geen misverstanden dus. Er heerste de serene rust van een begraafplaats. Geen bokken trouwens, daar waren de kooien te klein voor, wel cavia-achtigen, met prachtige zachte ogen en lange zijden wimpers. Heel schattig! De collega’s keken verlekkerd om zich heen en onze zoon voelde zich ongemakkelijk, vond het moeilijk om te kiezen. “Het was net of je gevolgd werd door al die oogjes” zei hij. Zoiets als winkelen in de Hoofdstraat op een drukke zaterdagmiddag, poedelnaakt. En voor een Chinese Partij voor de Dieren valt er nog een wereld te winnen. Wel slim, die Chinezen. En niet alleen op schaakgebied. ‘Ons’ zeven miljoen afzetten voor een paar slome bamboeberen in Rhenen. Zou het restaurant ook een vertrek hebben voor veganisten? Met groenvoer en zo?

Proost

Het Mandarijn is de meest gesproken taal ter wereld, door meer dan een miljard mensen. Dat kunnen de Engelsen in hun zak steken. Een groot verschil met het Tobiaans dat door ongeveer dertig personen wordt gesproken. De hele eerste klas van juf Schans! Tobi is een heel klein eilandje in de Stille Oceaan. En in een afgelegen deel van Papoea-Nieuw-Guinea bestaat een taal die nog maar door drie oude besjes wordt beheerst. De laatste drie van een bijna uitgestorven kannibalenstam. Door voedselschaarste waarschijnlijk.

Dat brengt ons tot slot bij de partijnotatie, een universele taal die begrepen wordt door alle schakers ter wereld. Natuurlijk, afkortingen voor de stukken zijn taalgebonden. Maar als je partijen naspeelt, in welke taal dan ook, kom je er altijd uit. Ook cyrillisch, zelfs Mandarijn. Even goed opletten maar het lukt, vanwege de loop van de stukken. Fischer heeft Russisch geleerd alleen om de schaakliteratuur van de Russen te kunnen lezen. Om dezelfde reden hebben Russische dammers Nederlands geleerd. Die rare dammers noteren anders, die hebben ieder veld een vast nummer gegeven, van 1 tot 50, zodat de damtaal uit cijfers bestaat. Toch ook weer geen heel slecht idee. Ik kan alleen de neiging niet onderdrukken om het product van een slagzet als 33×22 te gaan uitrekenen. Nou ja, ieder zijn eigen afwijking. En natuurlijk altijd weer die Engelsen. Hun notatie gaat uit van de kant van het bord. Een opening als 1. d4 d5 is in de Engelse notatie 1. P-Q4 P-Q4. Ook wel weer logisch: voor wit en voor zwart gaat een Pawn naar het vierde veld voor de Queen. En Kt-KB3 betekent Pf6 als je zwart hebt en Pf3 met wit. En kNight wordt ook wel met de N weergegeven. Niet met de K want die is van de King. Zowel f3 als f6 is het veld KingBishop3. Partijen naspelen uit Chess Olympiads vergt daardoor extra oplettendheid. De notatie is inmiddels in onbruik geraakt en voor alle notaties zien we steeds vaker icoontjes om de stukken aan te duiden. Voor pionnen de veldnaam van aankomst. En als je een Lada ziet rijden denk dan niet: Hé, daar gaat een toren. Het moet wel een Ладья zijn, dat is een toren.

2 gedachten over “Taal”

  1. Over nummerborden gesproken, Bert: UX-44-41, heb ik dat goed onthouden? Was dat het kenteken van je grijze Alfa Romeo? Wat een ongrijpbaar fenomeen is dat toch, dat geheugen. Daarna heb ik nog vaak in je BMW meegereden, maar daarvan is het kenteken mij niet bijgebleven.
    Bert, helaas heb ik slecht nieuws betreffende mijn gezondheid. Maar misschien kan ik dat beter in een e-mail toelichten.

    Beantwoorden

Laat een antwoord achter aan Bert Baas Reactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.