Geboren in 1914 was hij op jonge leeftijd al een goed schaker en werd in 1937 kampioen van Amsterdam. Ook speelde hij graag bridge. De Amsterdammer Max Euwe zal wel niet hebben meegedaan, die was bezig met de voorbereiding op zijn revanchematch met Aljechin. De Olympiade in Stockholm 1937 paste klaarblijkelijk wel in die voorbereiding en zo maakte De Groot met Euwe deel uit van het Nederlandse team. De anderen waren Landau, Prins en Van Scheltinga. Ook in Buenos Aires 1939 was hij van de partij, nu met Van Scheltinga, Prins, Cortlever en De Ronde. Hij scoorde in beide toernooien samen 18½ uit 32, +5, bijna 58%. En in 1968 won Adriaan de Groot nog het Daniël Noteboom-toernooi in Leiden. En daar doen geen patzers aan mee, het jaar daarvoor won Jan Timman bijvoorbeeld.
Mijn vrouw en ik plachten vroeger met onze jongens in de zomervakantie een week naar Schiermonnikoog te gaan. Met oma, die al jaren alleen was. Om schoonmoeder grappen kan ik hartelijk lachen maar minder goed begrijpen, want zij was een schat van een mens. Wel een heel gedoe trouwens, met alle bagage naar een autovrij eiland. Zo ook in 1986, één van de laatste keren met de jongens, zij begonnen het wel erg rustig te vinden, nou ja, een week ging nog wel.
Het bezoekerscentrum is een dankbare plek en tevens een klein museum met veel wetenswaardigheden over het Nationaal Park dat Schiermonnikoog is. Mooie exposities over natuur en cultuur, de Wadden in het algemeen en Schier in het bijzonder. Bij een bezoek viel mijn oog op een aankondiging op de toegangsdeur over een schaaksimultaan op 22 juli door A.D. de Groot. Ook op vakantie, dacht ik eerst, maar later bleek dat hij en zijn vrouw er al jaren woonden. Deelnemers werd verzocht, zo mogelijk, eigen bord en stukken mee te nemen, inschrijfgeld ƒ 5,= meen ik me te herinneren. De naam deed in ieder geval een belletje rinkelen en ik had ook wel eens gehoord van Het denken van den schaker. Het zal toch niet waar zijn, dacht ik nog. Daar kom je maar op één manier achter!
Op dinsdagmiddag de trap op naar het bovenzaaltje, met bord (in tweeën gezaagd, dat vervoert beter onder in de tennistas van de jongens) en stukken. Daar was ik één van de 15 à 20 deelnemers, meest toeristen, ook Duitse. Plus een paar mensen van het centrum, zij organiseerden het geheel. En een vrij kleine, vriendelijk kijkende man die een heel fitte indruk maakte. Hij zou dat jaar 72 worden, toevallig mijn leeftijd bij het intikken van deze woorden.
Hij won alle partijen, ik was een van de laatste, dat is geen verdienste maar wel prettig omdat ik niet zo lang hoefde te wachten om na afloop te vragen of hij wellicht de A.D. de Groot is van Het denken van de schaker. “Dat klopt”, zei hij en was verrast door de vraag. Dat kwam heel weinig voor. Een aantal keren per seizoen werd zo’n simultaan georganiseerd waarbij de opbrengst voor het bezoekerscentrum was. “Het is bovendien een prettige ontspanning en een goede oefening voor mijn brein”.
Mijn gezin was inmiddels de trap opgestommeld om te zien waar ik was en hoe het ging. “Ik dacht dat je kon schaken”, hoorde ik iemand zeggen. Dat hoorde De Groot ook en moest lachen. “Familie zeker”, zei hij, “wees er maar blij mee”. We namen afscheid met een handdruk en ieder ging zijn eigen weg. Jaren later viel zijn naam weer op, nu in een klein krantenberichtje naar aanleiding van zijn overlijden op 14 augustus 2006, op Schiermonnikoog, 91 jaar. En ik dacht terug aan de simultaansessie, ruim 20 jaar eerder. En wilde meer over hem te weten komen. Wat blijkt?
Een psycholoog van grote naam en faam, hij wordt beschouwd als één van belangrijkste Nederlandse psychologen van de vorige eeuw. Hoogleraar van 1950 tot 1980. Stond ook aan de wieg van de Cito-toets in het onderwijs, om tot een meer objectieve beoordeling van leerresultaten te komen dan ‘alleen maar’ het (soms subjectieve) oordeel van onderwijzers.
Om op schaken terug te komen: Thought and choice in chess veroorzaakte in de Verenigde Staten een omwenteling op het gebied van de cognitieve psychologie. Iets eenvoudiger uitgedrukt, de denkpsychologie. Eén van de meest interessante conclusies – vind ik als schakende leek – betreft het verschil tussen grootmeesters en amateurs. Het aantal onderzochte mogelijkheden of het aantal zetten dat vooruitgedacht wordt, is niet wezenlijk anders. Wel dat grootmeesters bijna altijd de achteraf beste zetten in hun vooruitdenken meenemen terwijl amateur schakers de objectief beste zetten regelmatig geen aandacht geven. Dat verklaart volgens mij waarom een amateur langzaam maar zeker van het bord wordt geschoven, vaak tenminste. Bij het naspelen van mijn partij destijds blijkt dat ook heel duidelijk het geval te zijn, nog afgezien van de simultaanregels. De Groot volgde zijn eigen conclusie en ik? Ik was geen partij.
Met bewondering en eerbied memoreer ik een groot man, die ik een paar uur heb mogen meemaken op Schiermonnikoog: Adrianus Dingeman de Groot.